N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Organische kunst Beeldend kunstenaar Diana Scherer maakt met behulp van wortelstelsels van planten op weefsels lijkende sculpturen. Ze heeft nu een solotentoonstelling in Museum Kranenburgh. „Wortels zijn zo ongelooflijk sterk en slim. Dat verrast me altijd.”
Ze loopt liever dan dat ze fietst. Als ze loopt ziet ze meer. Dan ontdekt ze de patronen die fietsen, tractoren en auto’s hebben achtergelaten in zompige bermen en weilanden. En op patronen – vooral hun dynamiek – is Diana Scherer (1971) extreem dol. Ze woont aan een soort puntje van de wereld, in een regio die wordt omsloten door water. Achter de dijk in de verte gloort het IJsselmeer, en hier, in het poppendorp Holysloot, waar Scherer een boerderij huurt, loopt de smalle weg dood op water. Daar heeft een veenrivier vrij spel.
Scherer ontvangt bij haar thuis, maar eerst neemt ze me mee naar achter, naar de tuin met oude fruitbomen en het, zoals zij het zegt, „mooiste uitzicht” van Nederland. Tegen dat uitzicht over de brede rivier en aan de andere oever, riet en gras zover je kijkt – kan haast niets op. Ja, misschien haar werk.
Scherers werk is namelijk beeldschoon. Op haar eerste solotentoonstelling in Nederland is die schoonheid aan alle kanten te zien – en een enkele keer ook aan te raken. In het museum heeft ze een monumentaal overzicht geïnstalleerd van ragfijne weefsels met sprookjesachtige patronen. Van een afstand lijken de werken gemaakt van glanzende zijde, stug garen, pluizig wol. Maar aan de weefsels van Scherer komt geen draad te pas, hoewel ze soms een stukje gekleurd stof in het werk verstopt. De weefsels bestaan uit plantenwortels die zich via een door Scherer ontworpen sjabloon een weg hebben gebaand naar water.
Bros zien de werken eruit, soms ook hard, bijna als versteend hout. Sommige van de werken zijn niet groter dan een theedoek en zijn opgebouwd uit veel lagen. Die lagen hebben de vorm van celstructuren, boomringen, spinnenwebben, levensbloemen, gewoon knisperend bubbeltjesplastic, honingraten of de rulle richels van autobanden die zand aan de kant duwen.
Voor het eerst toont Scherer ook nieuwe, kolossale werken. Eén wortelwerk hangt, versterkt met kippengaas, acht meter hoog van het plafond van de museumzaal naar beneden. Dit nog naamloze beeld in bruin, okergeel en grijs ziet eruit als een landschap, een oude kaart, het met aderen doorlopen vel van een reusachtig geslacht dier. Een ander ligt in brede banen opgetast op de vloer. Een derde is nog volop in groei.
Haver
In dit laatste, organisch gevormde werk ontspruit haver, maar op zeker moment komt, zoals in alle werken van Scherer, de zeis langs. Dan wordt de mat havergras (of tarwe, of mais) losgemaakt, gekeerd, langzaam zullen de wortels verdrogen, de planten zullen afsterven en de aarde zal als poeder in de wind wegwaaien. Pas dan openbaart het werkelijke kunstwerk zich: een labyrintisch bouwwerk van wortels, in schitterende patronen gedwongen door „het korset” waarin de kunstenaar de zaden heeft gezaaid.
Scherer ontdekte deze manier van werken in 2012. „Wortelsysteem domesticatie” noemt ze het, en iedere keer weer, zo vertelt ze aan tafel in haar huis, is er bij het keren van de lap het ‘wow-effect’. „Wortels zijn zo ongelooflijk sterk en slim. Dat verrast me altijd. Steeds vinden ze andere wegen om door de obstakels die ik voor ze neerleg heen te weven. Zou ik jouw blouse bijvoorbeeld in een sjabloon leggen, dan ontstaat er een heel ander patroon dan wanneer ik er een stukje vogelgaas in leg.”
Als kunstenaar is ze geïnspireerd door het werk van botanisten die sinds het baanbrekende boek van Charles en zoon Francis Darwin, The Power of Movement in Plants (1880), de beweging, sensitiviteit en intelligentie van planten hebben bestudeerd. „Tot Darwin waren planten wezens die niet bewogen, dacht men. Planten waren domme, niet wetende dingen. ‘Plantblindheid’ regeerde. Maar Darwin en zijn zoon toonden aan dat planten niet alleen boven maar ook onder de grond bewegen.”
„Onder de grond gebeurt veel met enorme kracht. Wortels lokaliseren obstakels en verplaatsen ze. Van kilometers afstand waarschuwen planten en bomen elkaar via hun wortelstelsels voor schimmels en parasieten. Ze maken antistoffen aan. Planten dragen zorg voor de ander, en ze hebben een lerend vermogen. Wat wortels doen is zo high tech en geavanceerd. Daarbij vergeleken zijn internet en door de mens ontwikkelde technologie lachertjes.”
Plantblindheid regeert gelukkig steeds minder. „Precies vijftig jaar geleden publiceerden Peter Tompkins en Christopher Bird The Secret Life of Plants. Daarin stelden ze onder andere vast dat planten ook met mensen communiceren. Dat boek werd compleet belachelijk gemaakt: het was spirituele lariekoek. Maar nu wordt het omarmd.”
Strijdkracht
Scherer begon haar carrière in 2002 als fotograaf. Na een korte periode in de mode, in Londen, waar ze vanuit haar ouderlijk huis in Zuid-Duitsland naartoe was gegaan, komt ze op de Rietveld Academie in Amsterdam terecht. Het is een periode van vrijheid, experiment en van gezien worden. „Voor het eerst in mijn leven keken mensen serieus naar mij en naar wat ik maakte. Docenten spraken met me alsof ik ertoe deed. Dat kende ik niet van thuis. Ik ben opgevoed door een moeder die vooral met zichzelf bezig was: een ijdele, manipulatieve vrouw. Als ze me überhaupt zag staan, was het in het negatieve. Ik was te dik, ze schold me uit, ik kon niks, ik moest altijd aan de lijn doen. Mijn moeder dwong me als puber tot een dieet van afslank-shakes: gruwelijk vies. Mijn vrienden redden me, ze zeiden: ‘Je bent perfect zoals je bent. Jouw moeder is gek.’ Ik vluchtte. Zo voel ik me nog steeds diep in mijn hart: een vluchteling. De keerzijde van die verknipte jeugd is dat ik een enorme strijdkracht heb ontwikkeld.”
Hoe raar is het dat we dode bloemen op tafel zetten?
Die strijdkracht brengt haar op de Rietveld Academie in Amsterdam naar de afdeling Fotografie, waar ze de intensiteit en liefde voor fotografie van hoofddocent Willem van Zoetendaal absorbeert. Na haar afstuderen in 2002 begint haar carrière voorzichtig te lopen. Ze maakt naam, via de galerie Van Zoetendaal, met foto’s die je als de voorlopers op het gebied van haar werk nu kunt beschouwen.
Aan de keukentafel laat ze twee foto’s van toen zien van een brandnetelplant en een klaproos. De planten zijn geplant in een vaas. Ze zijn groot gegroeid, en op zeker moment heeft Scherer de vaas stuk geslagen. Wat overblijft – en op de foto staat – zijn wortels die de vorm van de vaas hebben aangenomen: het zijn perfecte, zelfstandige sculpturen geworden.
Deze vroege foto’s liggen aan de basis van haar genummerde series Hyper Rhizomes en Interwoven, die nu in Museum Kranenburgh worden getoond. Ook in die sculpturale wortelwerken herken je strijdkracht. „Ik laat zien waar wortels van planten naar verlangen – namelijk naar water, ruimte en duisternis. Ik laat zien wat een kunstige structuren een plant vlecht om dat verlangen te vervullen.”
Dat verlangen eindigt bij Scherer onherroepelijk in de dood. En daarom heeft haar werk een sinistere ondertoon en de symboliek van een vanitas-stilleven. Het grote hangende werk in Museum Kranenburgh ziet er immers ook uit als lijkwade. Het groeiende werk met havergras in wording eindigt in een kunstwerk dat niet meer leeft. Dat leidt soms tot heftige emoties bij bezoekers, vertelt Scherer.
„Ik voel die emoties ook. Als ik in mijn kas in Aalsmeer een mat lossnijd van het sjabloon en die mat omkeer, heb ik het gevoel dat ik een dier vil. Daarom noem ik wat ik doe ook ‘oogsten’ en noem ik mezelf een boerin. Oogsten heeft met dood te maken. Oogsten is niet heel anders dan jagen, al vloeit er geen bloed. Soms denk ik: godverdomme het gaat allemaal dood. Een houtbewerker voelt minder direct dit sentiment, al kan hij of zij alleen werk maken met dode bomen. Mijn werk, hoe poëtisch ook, is directer. Ik ontnéém iets aan de natuur. Dat is verdrietig. Om die reden heb ik geen planten in huis. Ik wil die gevangen planten niet om me heen. Ze confronteren me te veel met mijn werk. Met die dubbelzinnigheid leef ik. Maar leeft niet iedereen zo? Denk aan de bossen snijbloemen die we elkaar geven als we jarig zijn of als er een opening van een tentoonstelling te vieren is. Hoe raar is het dat we dode bloemen op tafel zetten? Hoe cru is het om iets doods in je armen gedrukt te krijgen? En toch zeggen we daarmee: ‘Ik heb je lief. Gefeliciteerd’.”